26.4.17

aan de oevers van de tijd




ik wachtte op de trein.  op het andere perron stopte de intercity. nog steeds wilde ik instappen, alsof niet alles anders was. 

ik dacht aan de eerste keer dat we elkaar zagen.  hij zei: ik heb kaartjes voor spinvis, misschien mag jij wel mee.  maar ik ging alleen, maanden later, het was mei en bijna zomer, en na het concert stapte ik in de trein die me eindelijk naar hem terug bracht.
nu was ik op weg naar een stad die niet de mijne was, waar we altijd samen kwamen, ik herinnerde me alle keren.  ik dacht aan de parkeergarage, aan waar we koffie dronken en hij een foto van me maakte, aan de film die we op een middag zagen.  aan hoe ik op hem wachtte op het plein, de hond aan mijn voeten. 

straks zou ik luisteren, in een klein en doodstil theater, het zou wonderschoon zijn, ik zou geloven dat hij naast me zat.  en elk liedje zou ik horen als een liedje over liefde, over eenzaamheid, en tijd.