22.11.16

tijd van betijen





we liepen door de donkere stad.  ergens hoog stond het raam open, iemand speelde piano.  we bleven staan om te luisteren, zoals elke avond op dit uur.  het rook naar nat blad en vuur.  op de gracht schoot een poes weg.

ik had mijn bed opgemaakt, ik had bloemen gekocht en in vazen gezet, het fornuis afgenomen.  veel meer kon ik niet doen.  de lampen spiegelden geel in de ramen.  het huis sloot zich om me heen alsof buiten een sneeuwstorm woedde. 

er was geen mens op straat, we vervolgden onze ronde.  eenmaal hinkte de hond.  ik voelde zijn poten, maar kon niets vinden.