12.5.16

tijd van blauwe regen




ik liep door de lege straat.  de hitte dampte van de stenen, de schaduwen waren kort, ergens sloeg een deur.  ik rook de zware geur van blauwe regen.

ik dacht aan het huis waar we eieren haalden.  de kippen scharrelden in hun ren, ik liep door het grind, ik voelde de steentjes in mijn sandalen.  
in de kas was het vochtig en warm.  ik verstopte me tussen de kisten. 

in de verte riep iemand mijn naam.