28.4.16

ligustertijd



de ligusterheg was geelgroen.  de straten hadden bloemennamen.  ik liep met de hond in de regen, er viel wat natte sneeuw.  
het was bijna mei.

ik dacht aan mijn vader.  ik probeerde hem scherp op mijn netvlies te krijgen, maar het beeld verschoof steeds.  ik dacht aan de manier waarop hij met zijn schouder trok, het spiertje in zijn kaak.  zijn lichaamstaal die ik zo verstond.  ik dacht aan hoe ik mij plooide en vouwde in wat ik vermoedde dat goed was.  aan hoe ik hem niet meer wilde missen. 

de lucht zag paarsgrijs.  de hond rook aan de natte bladeren.  we liepen het blok rond, we telden de wolken, we kwamen weer thuis.