3.12.15

tijd van uit




de hond en ik liepen onze avondronde.  het begon te schemeren, de lucht voelde warm als lente, maar de hemel zei december. 
we kwamen langs de kade en de woonboten, aan de rand van de stad langs het spoor.  de hond was onrustig.  hij liep snel voor me uit, hij snuffelde dicht bij de grond. 
op het bruggetje bleven we staan om naar de trein te kijken. 

naast ons stopte een klein meisje met rood haar, ze hijgde een beetje.  ze hing scheef op haar fiets.  
mag ik de hond aaien, vroeg ze.  
ik zei: als je voorzichtig bent.
ze zei: over twee weken gaan we verhuizen.  ik vind het wel eng, maar er is een speeltuin.

ik dacht aan het jaar dat zich eindeloos achter ons uitstrekte.  
er hing weemoed om me heen, het beet in mijn keel. 
vandaag was er iets nieuws begonnen, maar ik wist niet of ik er klaar voor was.