er ligt een blocnote op tafel. kijk mama, zegt het kind.
ik lees wat hij geschreven heeft. koek, staat er, en boek.
dat rijmt, zegt hij.
het is een soort gedicht.
nog maar zo kort geleden dat hij de letters tekende, zijn
naam schreef van links en naar rechts, in blokletters, hanenpoten, spiegelschrift. alles wat hij wilde dat woord was, werd
woord. alles wat er moest staan,
stond er.
ik herinner me hoe ik als kind, en later, steeds weer mijn
letters veranderde, een nieuwe vorm vond bij elke vriendschap, hoe ik net zo
lang oefende tot ik schreef in de hand van degene die ik liefhad. hoe ik mezelf een tijdje in de letters
verloor.
sinds een paar maanden kan hij schrijven. als hij woorden maakt rimpelt zijn neus
van de inspanning. zijn j’s en k’s
hebben lange halen naar beneden en boven. in zijn schriftjes zie ik hoe zijn handschrift groeit als
hijzelf, en hoe het steeds meer eigen wordt.