de
hond ligt aan mijn voeten en snurkt zachtjes. soms zucht ze heel diep. buiten
is de merel opgehouden met zingen, dwars door alles heen klinkt onophoudelijk
het gesuis van de regen.
het is middag, ik lees een boek, drink thee, heb het een beetje koud. het voelt alsof de tijd stilstaat, in deze straat, waar af en toe een fiets voorbijkomt, of een voetganger, de blik naar beneden en met de paraplu vooruitgestoken.
ik denk
aan het kind, aan hoe hij gisteren ineens moest huilen en ik hem niet kon
troosten. hoe ik hem een sprookje voorlas en hij nog dichter tegen me aan
kwam zitten alsof hij zoveel mogelijk van mij wilde voelen en hoe hij toen het
sprookje uit was een zelfgemaakt liedje begon te zingen, iets over kleine
dieren en hun moeder.
het is nog steeds grijs daarbuiten, maar ongemerkt is het leven weer begonnen. de merel zingt, de hond staat op en schudt haar vacht, een brommer rijdt te hard door de straat en ik hoor, heel in de verte, een paar kinderen lachen.