23.5.13

groentijd



het gras was net gemaaid, het rook naar nat fluitekruid.  aan de overkant van de weg zag ik de tractor wegrijden.  ik fietste langs een vervallen landhuis, het leek onbewoond, misschien was het nog steeds gekraakt.  ik kon me de feesten van lang geleden herinneren.

het oude dorp was het oude dorp gebleven.  de hoofdstraat leek wel mooier dan vroeger, het had geregend, alles glansde, er liep geen mens.  bij het café stonden wat stoelen buiten en de ouderwetse veranda was er nog.  daar hadden we bier gedronken en biljart gespeeld. 
ik stond even stil bij zijn huis, ik bedacht hoe lang ik hem niet gezien had.  hoe we op zondagen zijn grootmoeder bezochten, de luidruchtige familie, de kleedjes op tafel, de sigaretten, de jenever.  hoe ik daar kopje onderging in mijn verlangen naar een thuis. 
in de boekwinkel keek ik een beetje rond.  iemand zei mijn naam.  het kwam allemaal zo dichtbij.

toen ik naar de stad terugfietste, begon het te hagelen.  ik schuilde even bij de kerk op het kruispunt.  in de vensterbank stond een plant met rouwrandjes aan de bladen.  ik bleef wachten tot de lucht weer helder werd.