28.3.13

tijd van god


geloof jij in god? vroeg het kind terwijl hij de trap opklom.
ik was even stil.
ja, zei ik.  maar ik noem het anders.
ik zette het bad aan, hij zocht de dingen waarmee hij wilde spelen bij elkaar.  
aliens & transformers. 

wat geloof je dan, vroeg hij.  hij had zich uitgekleed, zijn lijfje zag er kwetsbaar uit, en ook sterk.  
ik herinnerde me weer hoe bang ik was geweest toen hij net was geboren, elk botje een veertje.  niemand die me kon leren hoe ik hem moest vasthouden, me liet zien hoe ik hem geen pijn zou doen.  ik dacht weer hoe ik met hem op bed had gezeten, urenlang, hoe het voelde als mijn borsten aantrokken en de melk vanuit mijn oksel naar zijn mond sprong.

ik geloof in liefde, zei ik.  ik geloof dat alles bij elkaar hoort, de mensen en de dieren, alles wat er is.
hij keek me aan en wachtte.  ik probeerde woorden te vinden om hem uit te leggen dat alles met alles samenhangt, dat alles met alles verbonden is.  en dat het zijn daarin is.
als je aan mij denkt, of aan papa, vroeg ik.  wat voel je dan?
het klopt in mijn hart, zei hij.  het kriebelt soms een beetje.
dat is wat ik bedoel, zei ik.  ik geloof dat dat god is.