het kind wordt in schokken groter, het doet
pijn in zijn been. een vriendin
zegt: je moet hem vitamine d geven.
een ander zegt: het gaat wel over.
ik wrijf hem zacht met de crème die hij lekker vindt ruiken. ik ken zijn lijfje zo goed. ik denk aan alles wat hem nog wacht in
dat onbegrijpelijke, grenzeloze, onbeschrijfelijke leven dat ik hem gaf. aan alles wat ik niet kan afwenden,
behoeden of bezweren; aan alles wat ik niet kan doen. ik voel: ik kan de moeder zijn. het is genoeg.
de laatste maanden zijn voorbij. in de tuin groeit groen het leven. er is weer begin in de manier waarop de
vogels zingen. ik denk: klein. ik
weet: bij jezelf. het is hier, en
het is nu. voor het eerst in mijn
leven meen ik liefde te begrijpen.
de laatste maanden zijn voorbij. mijn winterslaap heeft zo lang
geduurd. ik kom buiten, mijn ogen
knipperen in het licht van de dag, ik kijk mijn ogen uit, de wereld schittert
in mijn ogen.
wakker in de groeipijn van geluk.