het heeft lang geduurd voor ik weer naar ze
wilde kijken. en het zijn niet de
grote, de bijzondere, de kleurige vogels die ik wil zien. dat zijn mannenvogels. ontroering voel ik voor de kleine
bolletjes die zich op trilpoten door mijn tuin bewegen, de kleuren &
tekening van veren alleen zichtbaar als ik stil blijf. tederheid, misschien wel.
ze verdringen zich nog steeds om de
vetbollen. het vinkenpaartje
belaagt de koolmees, de merel loopt te zwaar om nog ver te kunnen vliegen, de
roodborst scharrelt in zijn wereld van verdroogde hortensiastruiken. ik stond voor het keukenraam,
roerloos, en volgde de bewegingen van het pimpelmeesje, dat het kind
pimpelmutsje noemt. vanmorgen
keken we heel voorzichtig hoe de gespikkelde boomkruiper zijn evenwicht
bewaarde.
ik herinner me de stem van mijn moeder
alleen nog als ik mijn ogen dichtdoe, en hoor hoe ze me roept: vogeltje, vogeltje. in de klank trilt koestering, en thuis.