de boeken staan allemaal op dezelfde plek
en het ruikt ook nog hetzelfde.
ik herinner me elk ritueel. ik herken de gezichten als ik de
leeszaal binnenkom. gisteravond
gingen mijn voeten bijna vanzelf het rondje dat ik iedere avond liep.
een kleine vlek op de kaart, dit oude
stadje dat ooit aan de uiterste grens lag en toen middenin het land. een navel van mijn wereld.
drie keer kwam ik mijzelf er voor de eerste
keer tegen. hier vond ik de stilte
en spanning van het speuren naar vroeger.
hier vond ik de beschutting in die vreemde gemeenschap van lezers en
schrijvers. hier vond ik de vader
van mijn kind.
ik zit in de leeszaal. mijn handen over de toetsen, een
potlood in mijn haar, de boeken krakend in hun band. de sporen van toen: in bruingeworden inkt een naam, in de
kantlijn een vinnig vingertje als uitroepteken. tussen de bladzijden ritselt nog wat zand.
als ik de bibliotheek uitkom, is de
buitenwereld wit geworden.