10.1.13

tijd van weerzien




over de kale bollenvelden hing een dunne mist.  ik zat in de trein naar de hoofdstad en later reed ik met de tram door de grijze straten naar het Stedelijk.  al twee keer had ik in de nieuwe hal gestaan, op de plek waar de oude bakstenen werden overvleugeld door de witte uitbouw.  ik was een beetje vroeg en ze was er nog niet.
ik vroeg me af of we onszelf zouden herkennen in de gezichten van dertig jaar later.  we hadden elkaar een week meegemaakt in een lang verleden zomer, een intense week was het geweest en onze roes van herkenning, verwantschap, verliefdheid was het bijna, had daarna in een waterval van brieven nog even voortgeduurd tot het niet meer kon.
we dronken koffie en aten appeltaart en bespraken de chronologie van onze wederzijdse levens. alles was anders en toch hetzelfde. 

later, in het museum, kwam een lichte melancholie. we beklommen een trap die niet meer de trap was, het restaurant en de bibliotheek, waar ik zoveel uren van mijn leven had geschreven, verplaatst naar uithoeken met een andere zichtslijn.  de oude schilderijen op nieuwe plekken. 
zoals soms in een droom de vertrouwde plek verplaatst is maar de weg bekend blijft.
af en toe keek ik naar haar als ze ergens naar keek.  het was mooi om weer te zien.