13.1.13

tand des tijds



aan het einde van mijn straat, de enige straat hier met drie namen, staat een toren.  
niet meer voor heel lang.  de sloopkranen zijn bijna klaar met hun werk.  wat ze doen gaat onder mom van vooruitgang en vooruitdenken.
de toren is, vergeleken bij de oude huisjes in mijn straat, geen bouwwerk dat al in de eerste blik vanzelfsprekend mooi is.  hij is van een weerbarstige schoonheid, plomp bijna, veel te hoog voor zijn directe omgeving.  in zijn schaduw kruipen de huisjes nog kleiner in hun schulp. 
als kind las ik “de torens van februari” van tonke dragt.  dat toverboek maakte mij voorgoed tot lezer.  ik stelde mij de ruïnes van tim/tom en avla/alva voor, aan de rand van die duinen waar ik elk weekend met mijn ouders en zusje liep.  ik zocht in elke bunker of ik het Woord kon vinden.

het is niet de tijd die de grondvesten doet schudden, die de verf van de muren knaagt. 
de graafmachines maaien het slooppuin aan de kant, de toren zwijgt onder elke slag.
nog een paar dagen.