ik droomde van de antiquaar. hij stond voor mijn kast en trok met
zijn vinger de ruggen langs – die niet, die wel, dat is mooi, waarom deze? ik keek met hem mee en bij elk boek
wist ik weer hoe het toen rook, ik hoorde de geluiden weer en zag de plek en
voelde hoe ik me had gevoeld.
papieren herinneringskoekjes.
het was al meer dan tien jaar geleden dat
ik de kasten had uitgeruimd. ik
dacht toen dat mijn leven zich zou verleggen naar de andere kant van de wereld,
waar ik eindelijk zou kunnen worden wie ik was. ik zou er bestaan zonder de last van ingeprente woorden, van
stof en vaststaand feit.
in alle boeken stond mijn stempeltje, een
soort prehistorisch beestje, ik had het zelf getekend en mijn oudste vriend had
het in rubber gegoten. ik maakte
twee hoge stapels middenin de kamer.
er kwamen twee kopers: een echte handelaar en de lieve ex-junk van het
boekwinkeltje op de hoek, waar ik zo vaak koffie dronk en een keer
verschrikkelijk moest huilen. toen
was er een agressieve man binnengekomen, die vloekte en tekeerging en wiens
boosheid me op een vreemde manier diep raakte. ik verstopte me achter de boekenkasten tot hij weg was.
nu is het opnieuw tijd om de planken af te
gaan. maandag komt de
antiquaar. ik kijk om me heen en
zie: die wel, die niet, dat is mooi, misschien deze. het is moeilijk om het hart licht te
houden, om te weten dat de woorden & beelden niet verdwijnen als het boek
het huis verlaat.
ik sleepte het
ooit naar binnen, natuurlijk, bij wijze van dagelijks gereedschap, bij wijze
van bruikbaar & nodig – maar vooral omdat het bouwen van een nest, het
vullen van mijn winterhol me zo veilig liet voelen. nu stap ik over mijn drempel en komt het papier op me af,
het verstikt mijn hoofd en slaat mijn zinnen stom. het hoge woord moet eruit.