1.9.17

dresdner zeit



het regende zachtjes, ik liep dicht langs de huizen.  ik had de rivier nog niet gezien.  een groepje punks stond voor de kiosk op de hoek, ze hieven hun bierfles, de honden blaften. 

ik herkende de plek pas toen ik er voor stond.  ik volgde een kompas van weemoed en verdriet.  ik kon nog verder.  twee jongens rookten een sigaret op het trapje, ik zei schön abend, ik bestelde mijn wijn.  daar op het bankje hadden we gezeten, het was alweer lang geleden, we hadden elkaar zo liefgehad.

morgen zou ik de schilderijen zien, het ivoor, het bergkristal.  ik zou een foto maken van de paleizen waar we aan voorbij waren gegaan.  de kabelbaan zou me naar beneden brengen.  ik zou de stad weer tot de mijne maken, maar hij zou geen moment uit mijn gedachten zijn.