toen het feest was afgelopen, bracht ik de laatste
borden naar de keuken. buiten was het donker. ik stond voor het raam en droogde
de glazen. we hadden gezongen en piano gespeeld, we hadden taart gegeten en
soep en salade. nu was het huis weer stil.
ik veegde de vloer en bracht de
vuilniszak weg. ik dacht aan de buurvrouw die we niet meer gedag zouden
zwaaien. ik dacht aan hoe het allemaal verder zou gaan.
middenin de nacht kwam het kind aan mijn bed. hij had
zijn lammetje in de ene hand, en zijn kussen in de andere.
ik slaap heel raar, zei hij, mag ik bij jou?
ik sloeg de deken op en zei: kom maar.
hij krulde zich tegen me aan. hij was warm en hij rook
een beetje zurig.
dit was het dus, dacht ik. een kind in de nacht, met
zijn lammetje, dicht tegen me aan.