deze week ging het gesprek over
identiteit. we noemden het de google-biografie, dat verzamelen van willekeurige piketpaaltjes die een
leven, ook mijn leven, markeren – de namen, de banen, de data, de titels, de
medailles, de burgerlijke staten.
het zoeken van een wezen in daden, niet in zijn.
wat is het voor een boek? vroeg hij me even
later. ik draalde met mijn
antwoord.
een biografie, zei ik, een beetje
aarzelend, omdat ik net weer aan het nadenken was over het onmogelijke
daarvan. wat een aanmatigend genre
eigenlijk, dacht ik. hoe kan een
biograaf om de daden heenkijken zonder dat hij fictie schrijft? in de valkuilen van brieven en
dagboeken graaft hij naar wat hij denkt dat mensenkennis is. in de verhalen van anderen leest hij zich vermeend inzicht. het levensverhaal is een doolhof dat je
niet zonder kleerscheuren verlaat. het zegt niets over toen & daar, maar alles over hier & nu. een autobiografie in schaapskleren.
uiteindelijk is dat niet waar het boek over
gaat, zei ik nog.
maar misschien moest ik iets anders
schrijven. misschien moest
eindelijk het verhaal beginnen.