12.1.17

wachttijd





ik had de hond bij de dokter achtergelaten. 
nu liep ik door zijn buurt, ik zag de winkel waar we wijn hadden gekocht en de lunchroom waar we buiten hadden gezeten.  hij had taart voor me besteld, het was zomer, we proefden om de beurt.

ik kon vanaf de tramhalte zijn balkon zien, in de verte.  de gele fabriekshal waar hij op uitkeek.  ik kon niet zien of er licht achter zijn ramen brandde.  ik dacht aan het museum bij het strand, waar ik zou wachten tot de dierenarts belde.  ik dacht aan onze laatste plannen, dit museum, parijs.  ik dacht aan de zee.

ik wist: ik moest het loslaten.  straks zou ik de hond ophalen, ik zou hem verzorgen en koesteren.  ik zou de jongen geruststellen.  ik zou hem zeggen: alles komt weer goed.