het kind was
zomaar in het diepe gesprongen.
hij keek me niet aan. hij
stond kaarsrecht, teentjes om de rand gekruld, hij hief zijn armen boven zijn
hoofd als een zonnegroet, ik zag hem diep ademhalen en met open ogen gaan.
ik moest weer denken aan die scène uit trust. het meisje klimt op een muurtje, gaat
rechtop staan, spreidt haar armen en laat zich vallen. ze is heel kalm, ze doet haar ogen
dicht, ze valt.
de man, verdwaasd, verschrikt, is net op tijd.
de man, verdwaasd, verschrikt, is net op tijd.
good, i trust you, zegt ze. now it’s your turn.
blijf je bij me tot ik slaap, vraagt hij nu.
het is laat, hij is moe, hij houdt zijn lammetje stevig
vast. ik ga naast hem liggen, ik
zie in het halfdonker hoe zijn oogleden trillen, hoe zijn mond een beetje
open zakt.
hij heeft niet op mijn antwoord gewacht, maar dat hoefde ook niet.
hij heeft niet op mijn antwoord gewacht, maar dat hoefde ook niet.