alle ramen staan open, alle deuren, en het is fris en heel stil
buiten. alleen de
pimpelmezen en de koolmezen voeren ritselend hun titanenstrijd over de beste
plekjes. de bomen zijn leeg, de
tuin is grijsgroen en houdt de adem in.
ruim op voor het nieuwe jaar begint, had de man met de hond gezegd. schrijf alles op waar je spijt van
hebt, wat pijn doet, waar je afscheid van wilt nemen. verbrand de briefjes.
ik had het oud papier gebundeld, de flessen weggebracht. de kleren uitgezocht en ingepakt. de kasten waren leeggehaald, de
boekenplanken afgestoft.
maar ik rook het bos elke keer als ik ademhaalde. als ik mijn ogen sloot zag ik weer de witte winterzon.
toen ik vanmorgen vroeg wakker werd was het bed nog warm van het kind dat
de hele nacht tegen me aan had gelegen. we hadden in het
donker naar de knallen geluisterd tot we in slaap vielen. de lakens waren koel en schoon. het jaar was een paar uur oud.